Kent u het ook, dat dipje? Dat moment in het voorjaar waarop je zegt: Pfff, die koers. ‘t Is stilaan genoeg geweest. Het is een jaarlijks weerkerend fenomeen bij mij. Drie, hooguit vier dagen duurt het. Daarna begint het stilaan weer te kriebelen, als de gesprekken gaan over La Redoute, Saint-Nicolas en de bocht van VDB. Want La Doyenne, daar kan je niet naast. Dat is een ridderlijke strijd op historische oorlogsgrond.
Maar die Gold Race? Neen, het zegt me weinig. In de perszaal zal ik zondag eerder als een zak patatten op mijn stoel hangen, dan elke kilometer een centimeter verder naar voren te schuiven. Misschien komt het omdat we verwend zijn. We hebben ons sportief orgasme gehad, met de Ronde en de Hel. Dan is het normaal dat de fut er even uit is.
Nader sociaal onderzoek leert evenwel dat dat niet de enige reden is. Onze noorderburen lopen immers ook niet over van enthousiasme, hoewel de Gold Race hun enige klassieker is. ‘Onze hoogmis? Dat zal dan wel, zeker’, mompelen ze telkens, met een cynische grijns om de mond. En als je het woord Nederlands Mooiste in de mond neemt, proesten ze het uit.
Er schort iets aan die koers. Ze heeft geen eigen karakter. Geen beeld waarvan je zegt: dát is nu typisch voor de Amstel. Of toch wel, maar het is een negatief beeld: dat van het vele draaien en wringen en vloeken op de vluchtheuvels. Maar een passage waarbij iedereen wegdroomt naar heroïsche taferelen, die is er niet. Daarvoor spreekt de Cauberg iets te weinig tot de verbeelding.
Nochtans is het een heel mooie helling. En nochtans is Nederlands Limburg een schitterende streek om te fietsen, met al die korte, nijdige klimmetjes. Maar in de Gold Race zijn het er zoveel, jongens. Eénendertig, alstublieft! Het dubbele van in de Ronde van Vlaanderen! Dat versmacht de koers. Dat zorgt ervoor dat alle favorieten hun cartouches opsparen tot het einde. Eén keer knallen op de Cauberg is in principe toch voldoende.
Het beeld zal zondag weer hetzelfde zijn. Tot de Eyserbosweg, op 20 kilometer van de streep, ligt de koers volledig plat. Met je krachten woekeren op 90 kilometer van de streep, zoals Boonen vorige zondag deed, brengt toch niet op. Want daar waar Parijs-Roubaix een afvallingskoers is, is de Gold Race een afwachtingskoers. Het ideale recept is simpel: je zo goed mogelijk verstoppen tot de finale, en daar op het juiste moment je pijl afschieten. Gemakkelijk is dat zeker niet; bovenop de Cauberg wint immers nooit een pannekoek. Maar het levert geen aantrekkelijk kijkstuk op. En dat is waar het in sport toch allemaal om draait.
PS: Ik ga niet hypocriet doen. Als er zondag een Belg wint, staan we allen tegaar op tafel te springen. En pennen we er de komende tien jaar pagina's over vol. Tenslotte: de Gold Race is een klassieker.
Bert Heyvaert | 17 april 2009 om 14:26
www.sportwereld.be