Column Thomas Dekker
AMSTERDAM - Dat wielrennen een van de moeilijkste sporten is, heb ik de afgelopen maanden lijfelijk ondervonden. Na alle niet-sportieve ellende van vorig jaar met Rabobank was ik gebrand om dit seizoen in de kleuren van Silence-Lotto direct goed te presteren. Dat is door overmacht helemaal anders gelopen, waardoor ik zondag met de nodige twijfels van start ga in mijn klassieker de Amstel Gold Race.
Ik wist dat het niet gemakkelijk zou zijn om na een half jaar inactiviteit direct weer met de eersten te wedijveren. In de winter had ik een goede basis gelegd, waardoor ik met vertrouwen naar de Ster van Bessèges vertrok. De eerste maanden van het seizoen zijn echter een opsomming van ellende geworden. Gevallen in Bessèges, met een ontstoken wond de Ruta del Sol gereden, in Kuurne gereden met pijn in de ribben. In de Tirreno opnieuw gevallen en de knie bezeerd. In Milaan-Sanremo twee kilometer voor de Cipressa lek gereden, in de Coppa e Bartali opgegeven met ademhalingsproblemen en op de voorlaatste dag in het Baskenland afgestapt.
Door de lange nasleep van mijn blessure in Bessèges heb ik eigenlijk voortdurend achter de feiten aan gereden. In de Coppa e Bartali werd het me even teveel. Ik wilde zo graag, maar mijn hoofd bleek sterker dan mijn lichaam. Door alle blessures had ik waarschijnlijk te geforceerd getraind, waardoor ik al vermoeid aan die Italiaanse rittenkoers begon. Ik kreeg mijn hartslag niet meer omhoog en had ook last van ademhalingsproblemen. Dat laatste was nog een beetje het gevolg van de val in de Tirreno, maar ook door de druk die ik mezelf oplegde. De stress regeerde, want het valt allemaal niet mee om zo veel tegenslagen mentaal te verwerken. Ik ben niet iemand die zijn hoofd snel laat hangen, maar ook Thomas Dekker heeft af en toe zijn twijfels. Als je er maandenlang dag in, dag uit alles aan gedaan hebt en zolang op zoek bent naar het goede gevoel in een wedstrijd, dan raak je wel eventjes in de put als het er niet uitkomt.
De wijze hoe de ploeg mij toen heeft opgevangen is groots. Je hoort in Nederland wel eens laatdunkende geluiden over Belgische ploegen, maar ik denk dat velen een voorbeeld aan Silence-Lotto mogen nemen. Er werd besloten dat ik de Ronde van het Baskenland rustig zou rijden met het oog op de klassiekers. Al valt het niet mee om dat te doen in een wedstrijd waar ik vorig jaar nog als derde eindigde. In het Baskenland ontdekten we dat mijn positie op de fiets niet optimaal was. In de voorlaatste rit ben ik daar met nog tachtig andere renners in beestenweer afgestapt. Ik heb mijn kilometers gemaakt en ook de intensiteit gehaald, waardoor dat doel ‘geslaagd’ was. Afgelopen woensdag heb ik met een deel van de ploeg de laatste 210 kilometer van de Amstel Gold Race verkend. Daar vond ik het goede gevoel terug. Een training is echter anders dan een wedstrijd. Ik heb dan ook geen idee tot welke prestatie ik zondag in staat ben. Het is niet eenvoudig om zonder goede resultaten in een van de zwaarste wedstrijden van het voorjaar met de besten te wedijveren. Vorig jaar wist ik na het Baskenland dat er geen vijf renners beter dan ik zouden zijn. Nu durf ik zoiets niet te roepen.
Toch heeft de ploeg uitgesproken dat Cadel Evans, Philippe Gilbert en ik zondag het kopmanschap dragen. De andere vijf renners gaan er alles aan doen om ons zo goed mogelijk in de finale weg te zetten. Het tekent het vertrouwen dat de ploeg nog altijd in mij heeft. Ik kreeg van sponsor Marc Coucke zelfs een sms met de tekst ‘Talent verloochent zich niet. Veel succes in de komende klassiekers.’ Het doet je goed om zo'n bericht te krijgen. Ik hoop dat de Amstel Gold Race eindelijk de wedstrijd van mijn ommekeer gaat worden.
De Telegraaf