Johan Capiot haalt hard uit naar de wielerwereld — LUXEMBURG - ‘Ach, de wielerwereld. Ze is zo rot en triest.’ Johan Capiot, drievoudig winnaar van de Brabantse Pijl, stapte in 2004 met een wrang gevoel uit het peloton. En hangt vijf jaar later de vuile was buiten. ‘Of dat kan, koersen verkopen als je ze niet kan winnen? Waarom niet? Moet ik een voorbeeld geven? Dave Bruylandts, Ronde van Vlaanderen 2004.’
Hoe zou het nog zijn met Johan Capiot, vroegen we ons af. Toch geen slechte coureur in de jaren '90. Drie keer Brabantse Pijl, twee keer Omloop Het Volk, een klassieker als Parijs-Tours: daar zouden er heel wat voor tekenen. Legendarisch was vooral zijn eerste zege op de Alsemberg, in 1988, toen hij in erbarmelijke weersomstandigheden een aanval van meer dan 180kilometer afrondde. Het was de geboorte van een nieuwe kampioen. Een eenzaat ook. Iemand die door zijn grote bek verzeilde in de periferie van het peloton.
Al snel blijkt dat het geen gewoon ‘huisje-tuintje-vroeger was het toch beter’-gesprek zal worden. Bij onze zoektocht lijkt Capiot wel van de aardbol verdwenen. Via dertig omwegen en de organisatie van de Tour de Luxembourg lukt het dan toch. De Adelaar van Rijkhoven blijkt neergestreken in Luxemburg-stad en regelt er de verkoop voor een sportkledingbedrijf.
Hoe lang is het geleden dat u een interview gaf?
'Dat moet als ploegleider geweest zijn, in 2004. Daarna niets meer.'
Dat is vreemd voor iemand met zo'n erelijst.
'Ik ben met een heel bitter gevoel vertrokken uit het wielrennen. In 2004 was ik ploegleider geworden bij Chocolade Jacques. Ik was aangetrokken als ploegleider, maar manager Jef Braeckevelt zat al snel in mijn plaats achter het stuur. Samen met mecenas Noël Demeulenaere domineerde hij de ploeg. Zij hadden de juiste visie op de koers, vonden ze. Omdat ze al veertig jaar in het peloton zaten.' (haalt de schouders op) ‘Tja, dan zat ik daar niets meer te doen.’
Wat was uw visie dan?
'Als ploegleider moet je tussen je renners staan, niet erboven. Het kán niet dat iemand die veertig jaar in de stiel zit, het altijd beter weet. Op de duur werk je met jonge renners. Als je je daaraan niet aanpast, gaapt er een kloof tussen de leiding en de renners. Zoals bij een Braeckevelt, die denkt dat hij bij de beste ploegleiders ter wereld hoort. Hij heeft contacten, ja. Maar daarom kun je nog niet met renners overweg.'
'Ach, er was meer. Demeulenaere had beloofd dat Delta Lloyd mijn nieuwe ploeg zou sponsoren. Renners, omkadering, materiaal… Alles was in orde. Alleen mijn geld had ik niet. Want toen ik bij Delta Lloyd informeerde, wisten ze van niets.'
Hoe komt dat? Is de wielerwereld te veel vriendjespolitiek voor u?
(denkt na) ‘Ja. Want eigenlijk had ik weinig vrienden. Zeker in het begin van mijn carrière. Ik schopte tegen iedereen zijn schenen, omdat mijn hart op mijn tong lag.’
'Valse vrienden, die had ik wel. Ik kan u zaken vertellen die nooit het licht hebben gezien. Herman Frison, ken je hem? (huidig ploegleider bij Silence-Lotto, red.) In 1987 won hij de Touretappe naar Pforzheim. Wel, eigenlijk heb ik die rit gewonnen. Ik was zijn ploegmaat op dat moment, bij Roland. Frison reed al een tijdje vooruit toen ze in het peloton begonnen te jagen. Vooral Superconfex deed het werk, omdat zij met Jean-Paul van Poppel de snelste man hadden. Ik dus naar Ludo Peeters, de kapitein van die ploeg: Ludo, laat ons met ons klein ploegske die etappe winnen. Dan rijden we de komende dagen voor jullie. Ik beloofde hen ook nog 60.000 frank. Ook de ploeg van de gele trui, Mächler, kreeg ik aan onze kant. Resultaat: Frison won de rit. Maar een wederdienst? Neen, dat heb ik nooit gezien.'
Is het niet moeilijk koersen voor iemand die weinig vrienden heeft?
'Aha, maar na een tijdje evolueert dat, hé. Want op de duur had ik een dikke portemonnee. Mijn truc was: ik verkocht twee grote koersen en met dat geld kocht ik tien kleine achteraf. Investeren in je carrière, heet dat. Met die tien zeges ging ik op het einde van het seizoen naar mijn sponsor en zei ik: voilà, mijn seizoen. Dat was veel efficiënter dan te hopen op die grote koersen die ik toch niet kon winnen.'
Kan dat, koersen verkopen als je ze niet kan winnen?
'Waarom niet? Moet ik een voorbeeld geven? Dave Bruylandts, Ronde van Vlaanderen 2004. Met drie waren ze weg: Bruylandts, Wesemann, Hoste. En ik zat daarachter in de volgwagen. Ik sprak met Dave af dat Lotto (de ploeg van Hoste, red.) niet mocht winnen. Het was hij of Wesemann, en de winnaar betaalde één miljoen. De Duitser was akkoord.'
'Bij het ingaan van de laatste twee kilometer liet Bruylandts het gat vallen, terwijl Wesemann stilletjes wegreed. Hoste moest naar het wiel, en op het moment dat ze erbij kwamen, kletste Bruylandts van achteruit weg. Eén kilometer te gaan, alles of niks. Hoste moest het gat dichten, Wesemann won de koers. En wij hebben één miljoen getoucheerd.'
Waarom wilde je niet dat Lotto won? Het waren twee Belgen tegen één Duitser. In de Ronde van Vlaanderen dan nog wel.
'Omdat er met die mensen niet te praten viel. Ze wilden geen deals maken.'
Is dat niet normaal? Een koers als de Ronde zet je toch niet zomaar op het spel? Daarin wil je toch je eigen kans gaan?
(schudt het hoofd) ‘Je bent verkeerd. Kijk, als Wesemann, Hoste en Bruylandts naar de streep gaan, wie wint dan? Wesemann, 9kansen op de 10. Dan moet je als ploegleider denken: Hoe houden we hier iets aan over? Het antwoord: door in de slag te gaan met de snelste. Alleen zo kon Dave winnen of er iets aan verdienen.’ (grijnst) ‘Mijn renners zijn die dag allemaal heel tevreden naar huis gegaan.’
U stond als renner al bekend voor uw onderhandelingstalent. Velen herinneren zich nog het BK van '95, waar u Carlo Bomans in de slotkilometer ging halen en Wilfried Nelissen naar de zege piloteerde.
'Ik had niets persoonlijk tegen Bomans. Ik herinnerde me dan gewoon Parijs-Roubaix van twee maanden voordien, waar Ballerini en Bortolami mij kwamen halen toen ik ontsnapt was. Waarom mocht ík dan eens niet achter Mapei rijden?'
Maar Nelissen was uw ploegmaat niet?
'Ik reed bij TVM, hé. Als enige Belg. Dan kan je in het BK altijd iets meepikken. Denk maar aan Peer ‘92. Museeuw moest en zou dat kampioenschap winnen. Dus kocht hij renner na renner om. Op de duur ging ik langs hem rijden en zei ik: Awel Museeuw, hoe zit het? Hij wou winnen, zei hij. (grijnst) En Museeuw won, ik werd tweede. Ik had hem daar grandioos kunnen flikken, want ik had superbenen en hij had niet op de foto gestaan. Maar dat doe je niet. Een woord is een woord.’
Waarom bent u zo verbolgen over het wielrennen als u het wereldje zo goed kende?
'Kijk, ik heb nooit aan iets meer plezier beleefd dan aan het wielrennen zelf. Maar het zijn de mensen in het wereldje die me ontgoocheld hebben. Herinner je je de TVM-affaire, in de Tour van ‘98? De mensen die daarvoor achter de tralies hebben gezeten (ploegleider Cees Priem, verzorger Jan Moors en dokter Mikhailov, red.), dat waren niet de schuldigen. De schuldigen waren vier renners, die de trafiek organiseerden. Priem en co hebben gewoon de schuld om zich gepakt om de ploeg te redden. Die renners moesten zich dik schamen, omdat die mensen voor hen hebben vastgezeten. Maar weet je wat ze doen? Ze bekijken ze niet meer.’
Waarom zegt u dat nu pas?
'Omdat er ons was gezegd dat we ons met de hele ploeg aan hetzelfde verhaal moesten houden. Trouwens, ik had met die producten niets te maken. Maar als ik nu hoor dat ze Priem niet meer bekijken, terwijl hij voor hen in den bak heeft gezeten, dan vind ik dat schandalig. Het wielermilieu is zo rot en triest. Ze proberen doping te beperken, maar ondertussen wordt de jeugd wel begeleid door ex-renners die ooit in afkickcentra zaten. En de bond laat dat allemaal maar toe.'
Sommigen kunnen inzien wat er vroeger verkeerd ging.
'Dan verschillen we van mening. Oké. Maar heb jij een zoon die koerst en door die mensen opgeleid wordt?' (zucht) ‘Ik begrijp niet dat een verslaafde teruggaat naar een milieu dat hem in die verslaving dreef.’
Nogmaals: hoe komt het dat het zo lang duurde vooraleer u een interview gaf? U zit duidelijk met enkele frustraties.
'Ik ben niet zo mediageil als VDB en Museeuw. Ik ga ook niet dolblij zijn als ik een tijd mag opschrijven op een bordje, hoor. Jongens toch… Voor een renner als Museeuw. En hij zit daar op de motor kou te lijden. Een van de mooiste dagen in zijn leven, zei hij achteraf. Om eerlijk te zijn: ik vond het een beetje een afgang. Hij had beter ergens in het gras liggen picknicken, om te wuiven naar de camera die voorbijkwam. Dat is de stijl van een kampioen.'
bron: standaard.be