Vechten tegen regen, wind en de vooroordelen
Van onze verslaggever Mark van Driel
SPIJKENISSE - Geliefd in Eritrea, nagestaard in Nederland. Na drie maanden zit de stage van twee Oost-Afrikaanse renners erop. ‘Hoe krijg je die zwarten in godsnaam aan het trainen?’
Marco Polo Cycling Team leidt coureurs uit niet-traditionele wielerlanden op
Habte Weldesimon heeft geen idee wie Gerrie Kneteman is. Hij verstaat geen woord van wat de oud-wereldkampioen zegt. Maar na drie maanden Nederland leest hij zijn blik zonder moeite. Een neger in de Tour Beneden-Maas. Wat moet dat?
Knetemans opmerking ('Uit de buurt blijven', zegt hij tegen een Nederlandse renner nadat hij de Afrikaan heeft gekeurd) is typerend voor de ontvangst die Weldesimon (22) en zijn landgenoot Ephrem Tewelde (26) ten deel is gevallen. In Eritrea mogen ze helden zijn; hier gelden ze als een gevaar op de weg.
Hun huidskleur is geen aanbeveling. ‘Hoe krijg je die zwarten in godsnaam aan het trainen’, heeft ploegmanager Gudo Kramer toeschouwers horen zeggen. En dat was niet eens de onvriendelijkste opmerking over de twee renners die deze zomer stage hebben gelopen bij het Marco Polo Cycling Team, een ploeg die renners uit niet-traditionele wielerlanden opleidt.
Aanvankelijk voldeden de rank gebouwde Oost-Afrikanen volledig aan het beeld dat hun uiterlijk opriep. Ze bakten er niets van. Vooral de bochten bleken een onoverkomelijk obstakel voor het tweetal, van wie de verrichtingen in eigen land nauwlettend worden gevolgd. In Eritrea, een voormalige Italiaanse kolonie, is wielrennen de populairste sport.
'Al die bochten', zegt Tewelde, bergkoning van de laatste twee edities van Giro di Eritrea. ‘Verschrikkelijk. Bij ons zijn de wegen recht.’
Het Marco Polo Team besloot de Eritre�rs bij te scholen. Met verrassend resultaat. Het tweetal pikte de bochtentechniek snel op en bleek plotseling tot veel betere prestaties in staat dan voor mogelijk was gehouden. Weldesimon en Tewelde werden overgeheveld naar het beste team van Marco Polo en mochten meedoen aan wedstrijden waar ook wielervedetten als Jan Ullrich en Robbie McEwen hun opwachting maakten. Manager Kramer: ‘Ze zijn ontzettend nauwgezet en leergierig.’
Tewelde straalt als hij de Sparkassen Giro in herinnering brengt, een koers met bergachtig terrein rondom het Duitse Bochum. Na 140 kilometer reed hij op een steile klim in de voorste gelederen mee naar boven. Jan Ullrich kwam naast hem rijden. De voormalig Tourwinnaar lachte hartelijk en stak hem de hand toe. Tewelde: ‘Hij klopte me op mijn schouder. Je bent een sterke renner, zei hij toen.’
In Spijkenisse rekenen de Eritre�rs niet op complimenten. Ze zijn gebouwd voor bergen; hun kuiten zijn dunner dan de onderarmen van menig concurrent uit Nederland. Wind en regen ligt ze niet. Van rijden in een waaier, een vereiste om de 195 kilometer over Goeree Overflakkee te kunnen doorstaan, hebben ze nooit gehoord.
Vanaf de start is het peloton een lint. Rabobank en Bankgiroloterij, op papier de sterkste ploegen, houden het tempo hoog. Al na twaalf kilometer dwarrelen renners uit het peloton. Tewelde stapt na dertig kilometer af, nadat de bezemwagen is gepasseerd. Zijn ploegleider is in geen velden of wegen te zien, de weg terug kent hij niet. ‘Ik ben niet moe. Maar alleen in de wind fietsen kan niet. Mag ik een lift?’
Weldesimon doorstaat de strijd met de elementen beter. Hij handhaaft zich in het peloton, dat al na 20 kilometer een kopgroep met Erik Dekker, Maarten den Bakker en de latere winnaar Jans Koerts heeft laten gaan. Hij vecht tegen de westenwind, kracht vijf, en laat zich niet in ongeustige posities drukken.
Vanuit de auto spreekt Tewelde bewonderend over zijn jonge landgenoot. De 22-jarige probeert in de voetsporen te treden van een oom die te boek staat als Eritrea's grootste renner. De oom stierf op de fiets tijdens een snikhete koers in Soedan.
'In Eritrea rijden we elke zondag een wedstrijd', zegt Tewelde. ‘Dan staan er wel twintigduizend mensen te kijken. Wij verdienen 350 euro per maand. Om te leven is 150 genoeg.’
Weldesimon volbrengt de Tour Beneden-Maas in het peloton, als bondscoach Kneteman al lang naar huis is. Hij rilt van de kou als hij de felicitaties van zijn ploeggenoten in ontvangst neemt. Hij is blij, maar zijn gedachten gaan uit naar het Afrikaans kampioenschap, volgende maand in Nigeria. Daar is het lekker warm. ‘Ik hoop dat ik in Nederland beter ben geworden. Ik denk het wel. Ik wil graag terug komen, al is het hier koud.’